Oorlogsdagboek Louis: fragment 4

Het ‘Oorlogsdagboek van de minderjarige boerenzoon Louis Boghe’ is het persoonlijk verhaal van een jonge boerenzoon uit Bierbeek die krijgsgevangen genomen wordt. Zijn relaas is confronterend en ontwapenend eerlijk. Ik ontcijferde zijn handgeschreven dagboek en maakte er in opdracht van zijn zoon Willy Boghe een vlotte getuigenis van. In een reeks fragmenten lees je op deze site hoe Louis de start van de Tweede Wereldoorlog en zijn krijgsgevangenschap in Duitsland beleefde.

NAAR DUITSLAND

‘De volgende morgen, op 29 mei trokken we met pak en zak te voet verder. Ik was nu in het gezelschap van Paredis en VAN CAMP, twee kameraden van de keuken. In Knesselare bemerkten we een grote inspectie. We probeerden te weten te komen wat er gaande was. De volledige militaire uitrusting werd afgenomen, zo bleek. We verkochten daarom eerst onze overtollige dekens en kaki-broeken aan een vrouw die beweerde dat haar zoon tijdens de 18-daagse oorlog gesneuveld was. Elk voor 3 boterhammen met spek en eieren….

Toen we de grens over waren, vroegen we aan een Hollandse burger of hij niet wist wat het te betekenen had dat wij naar Holland werden gebracht. Hij antwoordde dat we wat verder allemaal een stempel zouden krijgen en dat we aan de andere kant van het kanaal allemaal naar huis zouden mogen gaan. Dat kanaal was het groot zeekanaal van Gent naar Terneuzen, waar fel gevochten was. Een andere burger vertelde ons dat we allemaal naar Duitsland moesten. Die vent sprak de waarheid, maar hem geloofden we niet…

Van vluchten was trouwens geen sprake meer. Elke tien meter stond een Duitser met de bajonet op het geweer of met een mitraillette in aanslag.

VERLOREN ZONEN

Na een belabberde nacht moesten we vroeg op, we kregen een beetje eten en werden de trein op gezet, in dierenwagons. We trokken over Zaamslag naar Walsoorden. Daar werden we afgeladen en trokken we door het dorp, langs een haag van burgers. Die burgers wierpen ons lekkernijen toe waaronder, chocolade, sigaretten en snoep. Vergeefse moeite voor die duizenden en duizenden verloren zonen.

Na een half uur werden we op twee grote boten geladen. Eerst werden we nog eens corect geteld en kreeg iedereen een klein broodje. Toen er op iedere boot 2500 man zat werd het vertreksein gegeven. We voeren naar een onbekend punt. Ik bemerkte al vlug dat het niet in de juiste richting was.

De Duitsers beweerden nog steeds dat we naar Antwerpen zouden varen, maar ik kon me grondig oriënteren door de landkaart die ik veilig weggestoken had. Net toen de boot zich in beweging zette, kwam er een vliegtuig opdagen. De piloot scheerde in volle snelheid over het dek. Het was een Duits toestel. Gelukkig, want een Engelsman zou ons misschien beschoten hebben, vermits er Duitsers bij ons waren.

WATER EN NOG EENS WATER

Er vielen tranen omdat we wel degelijk wisten dat we op weg waren naar een onbekende bestemming. Het was vruchteloos. Gestampt als haringen zaten we op de boot. Na een tijdje mochten we, enfin toch zij die er tegen konden, op het dek plaats nemen. Toen zaten we al in volle zee. Nergens was er nog land te bespeuren. We waren omringd door water en nog eens water. Bijna niemand kon zwemmen.

Laat in de namiddag zat ik samen met mijn makker Paredis een hele tijd bovendeks. Armand Thijs, die al ziek was, durfde niet uit angst nog zieker te worden. Toen al besefte ik hoe gelukkig we voor onze gevangenschap waren geweest. Als gevangenen konden we enkel gissen naar wat ons te wachten stond. De meeuwen volgden ons op volle zee, ze lieten ons verstaan dat zij tenminste vrij waren. Zo eindigde voor mij 31 mei 1940, omringd door water en toch met grote dorst. Ik dacht aan thuis.

Op 1 juni was ik al vroeg wakker en ging op zoek naar water. Slapen was niet makkelijk geweest. ’s Nachts was het te koud op het dek en beneden in het ruim zaten we als kippen op stok, onder en boven elkaar. Alsof we met honderden zomaar in een korf gestoken waren. Ik kreeg eindelijk een halve liter water voor drie man te pakken. We voeren nu niet langer op zee maar langs grote brede kanalen naar de Rijn toe, door Holland. We kregen af en toe mooie landschappen te zien, met bossen en uitgestrekte velden. Sommige mannen bleven benedendeks, die werden te draaierig.

KRIJGSGEVANGENEN

Rond 3 u. in de namiddag kwamen we in Dordrecht aan, een mooie stad langs de Rijn. We bleven er even stil staan en ik kreeg de kans om het adres van mijn ouders te geven aan een schipper die met een klein roeibootje langs onze boot voorbij voer. Hij zou het doorsturen naar mijn ouders in Bierbeek.

Vanzelfsprekend mochten we het schip niet af. Maar we werden wel geestdriftig onthaald door de Hollanders die ons moed probeerden in te pompen door “Leve België” te roepen. Wij beantwoordden hun geroep met “Leve Holland”. Onze boot werd letterlijk bezaaid door lekker brood en gebak, maar ik kon er geen stuk van vastgrabbelen. Op onze boot zaten 2500 mannen met hongerige magen.

We lagen met twee boten samen voor anker, in totaal dus zo’n 5000 gevangenen. Heel wat burgers kwamen naar ons kijken en zo vernamen we dat we als krijgsgevangenen naar Duitsland werden gevoerd. Ze vertelden ons ook dat er al duizenden en duizenden langs de Rijn waren voorbij gevaren. Na deze pauze van zo’n half uur ging onze reis verder richting Duitsland. Al twee dagen zaten we op de boot met een rantsoen van een brood van 1 kg , 100 gr vet en 100 gr kaas. Ik was nog altijd gezond maar had honger.

Op de vierde zondag van de oorlog was ik vroeg op. Ik kon me een beetje wassen, ik kreeg van een makker een gamel waarmee ik wat water uit de stroom kon scheppen. Dat liep niet zo eenvoudig. We hadden er een koord van zo’n 4 tot 5 meter voor nodig. Met veel zakdoeken en riemen aan mekaar maakten we zo’n koord.

Deze dag verliep ellendiger dan de vorige. Zoals zovele anderen zat ik zonder het minste eten of drinken. Later op de dag maakte ik een rondje op onze boot en ook op de boot naast ons. Zo ontmoette ik enkele kennissen waaronder Rikske DEWEERT, naamgenoot Louis BOGHE, Louis MINNOGE, Jakke VAN DEN BERGH, Charel DEMIA en ook Rik KAYAERTS en Jozef VANDENBOSSCHE. Rond 7 u. kon ik een boterham vastkrijgen van een Hollander. Als drank nam ik wat water uit de stroom, waar iedereen zijn behoefte in deed. Echt ! Het smaakte me. Voor de zoveelste keer maakten de Duitsers ons die zondag wijs dat we naar huis gingen. Die nacht sliep ik wat beter, door de vermoeidheid. Het was me ook opgevallen dat al de kennissen die ik die dag had teruggezien, sterk vermagerd waren.’

De tweede druk van het boek is te koop bij Standaard Boekhandel: ‘Louis Boghe, Oorlogsdagboek van een minderjarige boerenzoon’. (16,50 EUR – opbrengst goed doel Lions)

 

 

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s