Het ‘Oorlogsdagboek van de minderjarige boerenzoon Louis Boghe’ is het persoonlijk verhaal van een jonge boerenzoon uit Bierbeek die krijgsgevangen genomen wordt. Zijn relaas is confronterend en ontwapenend eerlijk. Ik ontcijferde zijn handgeschreven dagboek en maakte er in opdracht van zijn zoon Willy Boghe een vlotte getuigenis van. In een reeks fragmenten lees je op deze site hoe Louis de start van de Tweede Wereldoorlog en zijn krijgsgevangenschap in Duitsland beleefde
GOEDEMORGEN
‘Toen ik op mijn bestemming was, begroette de boer de wachtman en mezelf met ‘Heil Hitler,’ wat voor hem zoveel betekende als goedemorgen. De boer strekte zijn arm en bekeek me van kop tot teen. Ik deed met hem hetzelfde en zag onmiddellijk dat hij een zachtmoedig man was.
Mijn makker Charel werd schuin over mij tewerkgesteld in een andere boerderij. Nauwelijks was de wachtman vertrokken of mijn baas begon me vragen te stellen: hoe oud ben je, hoe heet je, welk beroep deed je in België enzovoort.. Natuurlijk verstond ik dat allemaal niet meteen. Er kwamen handen en voeten aan te pas. De vrouw van de boer, de kinderen, de schoonvader en schoonmoeder, ze kwamen allemaal even kijken wat voor een kerel ik was.
DEUGNIET
Na het eten trok de boer met mij naar het veld, waar we aardappelen moesten krabben. Onderweg vroeg hij me of ik niet getrouwd was, of ik nog broers en zussen had en of mijn ouders nog leefden en of ik al nieuws uit België had enz… Zijn vragen zorgden een paar keer voor tranen in mijn ogen omdat ik terugdacht aan wie me dierbaar was en ook omdat ik niets wist van hen en zij ook niet van mij. Misschien waren ze thuis wel gelukkig samen en doolde ik intussen in Duitsland rond, als een sukkelaar, met vreemde gezichten rondom mij. Maar ook zij zullen mij erg gemist hebben. Misschien dachten ze wel waar blijft toch onze Louis, de grote deugniet.
BRAVE MENSEN
In de voormiddag kreeg ik nog eens eten: brood, vlees en eieren. Zoveel ik wilde. Het was de oude moeder die het eten naar het veld bracht. Ze zei dat ik toch zo mager was en dat ik maar flink moest eten. Ik kon goed overweg met het werk en kon zonder moeite de boer volgen met het aardappelen hakken. ’s Middags trokken we terug naar de boerderij om er uitgebreid te eten. In de namiddag volgde hetzelfde werk op het veld en ‘s avonds opnieuw lekker eten. Om 7 u. mochten we allemaal terug naar ons slaaplokaal, waar we de ervaringen van onze eerste dag bij de boeren aan mekaar vertelden. Heel wat jongens werden gemeen behandeld en kregen weinig eten. Ik was werkelijk bij brave mensen terecht gekomen. Ze deden er alles aan om me tevreden te houden.
ZONDAGSHEMD
Zondag 14 juli: Ik mocht me wassen onder een afdak, waar de buitenkeuken was. Ik kreeg zelfs fijne zeep en warm water. Het deed enorm deugd. Ik maakte van de gelegenheid gebruik om een mooi hemd aan te doen. Het was mijn laatste, een mooi zondagshemd dat ik tot dan toe had opgespaard. Ik kuiste ook mijn schoenen grondig. Mijn boer en zijn familie waren verzot op mij, omdat ik er zo goed voor kwam….
De oogst kwam er aan en die zou snel vooruit gaan want ze hadden een maaimachine. De zomergerst en het koren werden nog afgedaan met een zeis. De boerin kwam regelmatig mee naar het veld, wat ze wel graag deed. De boer en ik maaiden, de boerin nam af. De boerin grolde omdat ze vond dat de boer minder bekwaam het veld maaide dan ik. Heel wat halve dagen trok ik met de boerin alleen naar het veld omdat de boer ander werk had, soms zelfs tot buiten de gemeente, bij zijn ouders. Ik begon nu beter Duits te verstaan en me ook verstaanbaar te maken.
GEEN NIEUWS
Zo’n 15 mannen hadden al nieuws gekregen uit België. Ik niet. Opnieuw kwamen er brieven, weer niet voor mij. Armand Nijs en ikzelf waren de enigen die geen nieuws kregen. Dat speelde natuurlijk erg in mijn hoofd. Al die anderen die goed nieuws ontvingen en ik die totaal zonder nieuws zat. Armand en ik troostten ons met de gedachte dat het wel zou beteren. De boer en zijn familie waren ook bezorgd om mij.
Dan plots, als een donderslag bij heldere hemel, kregen we bericht dat we moesten vertrekken. Waar naar toe wisten we niet. De ene zei terug naar het kamp, de andere naar een andere werkplaats en een derde beweerde dat we naar huis gingen. Was dat maar waar. In ieder geval hoopten we dat we niet terug naar het kamp moesten. Het kamp bezorgde ons de daver op het lijf. De meeste makkers waren in Rainrod degelijk opgevangen. Slechts 3 of 4 klaagden over belabberd eten en een onrechtvaardige behandeling. De boeren treurden om ons.
BALD HEIM
Tegen 15 augustus, na 5 weken Rainrod, moesten onze pakken gemaakt worden. Ik kreeg een heerlijke gerookte hesp mee en worst en brood voor enkele dagen. Dat zwaar Duits boerenbrood smaakte heerlijk. Op 15 augustus nam ik afscheid van de boer en zijn familie. Ze drukten me fel de hand. Zelfs de oude moeder weende toen ik weg ging. Toen ik dat zag, kreeg ik hartzeer maar de gedachte dat ik misschien terug naar België mocht terugkeren, maakte me sterk. Ze wensten me allemaal een veilige reis en hoopten dat ik ‘nach die heimat, bei der Mutter und Vater und die andere Familien’ mocht teruggaan. De laatste dagen zeiden ze voortdurend: ‘Louis , sie kommen bald heim.’
De Führer besliste er anders over. Na een dag en half met de trein, opnieuw met 50 mannen in een wagon, kwamen we aan in station Heimboldshausen. Met pak en zak trokken we 8 km te voet verder, over het dorpje Harnrode tot in Lengers, langs de rivier de Weser. 15 augustus was de afgelopen jaren een vrolijke dag, de dag van Bremt kermis, een van de plezierigste uitstapjes van de fanfare. Nu zaten mijn gedachten opnieuw in Bierbeek, zonder nieuws van mijn familie en vrienden. Dat viel zwaar.
De tweede druk van het boek is te koop bij Standaard Boekhandel: ‘Louis Boghe, Oorlogsdagboek van een minderjarige boerenzoon’. (16,50 EUR – opbrengst goed doel Lions)