Op de vlucht naar Milaan, in de businessseats net voor me, zitten geen grijzende zakenmannen in pak en das. Wel drie veertigers met brede zonnebrillen, sneakers, te jonge leren jasjes en sweaters met kap. Hun neusvleugels staan wijd open, hun tussenneusschot heeft het begeven door hoge dosissen cocaïne. Ze komen terug van een hitjob. Omdat ik te veel staar draait een van hen zich om.
Ik voel me betrapt, frommel het papieren zakje uit de zetel voor me en begin te lezen. ‘Een kotszakje voor als ik me niet 100% voel’ staat erop. Voelt er iemand zich ooit 100%?
De steward sluit het belachelijke halve gordijntje tussen de passagiers en de cockpit. Ik kijk nu naar een split screen en zie zijn benen en handen twee blikjes cola uit de frigo nemen en ze in zijn eigen valiesje droppen. Daar kan ie straks bij de tussenstop mee verder.
Op de stoelenrij aan de overkant ligt een half opgevouwen krant. De titel van het hoofdartikel is ‘Drugsbendes schakelen vissen..’. In of uit , dat kan ik door de vouw niet uitmaken.